The Sound of the 50s • Filmhuis Denhaag Filmhuis Denhaag

The Sound of the '50s

Spektakel, Koude Oorlog & jazz

In de jaren '50 kregen steeds meer mensen een televisie in huis. Dat betekende concurrentie voor de bioscoop. Maar Hollywood ging de strijd aan en lokte het publiek met groots opgezette musicals, zoals Singin’ in the Rain (Stanley Donen & Gene Kelly, 1952). Daarnaast moesten spektakelfilms de kijkers verleiden met iets wat zij thuis niet hadden: de grote schermen van Cinemascope en sprankelende kleuren van Technicolor. Hierbij hoorde filmmuziek met grote orkesten en koren, zoals de glorieuze mars in Ben-Hur (William Wyler, 1959).

Ondertussen waren er spanning tussen de wereldmachten Amerika en Rusland. Toen het de Russen ook nog lukte om als eerste naar de ruimte te gaan, antwoordde Hollywood met een typisch Koude Oorlog-genre: de sciencefiction. Voor de muziek daarbij werd de theremin gebruikt, een elektronisch instrument met klanken die regelrecht uit de ruimte leken te komen.

01
02
03
04
05
06

Met de filmmuziek bij A Streetcar Named Desire (Elia Kazan, 1951) deed jazz zijn intrede in de cinema. Maar jazz werd alleen geschikt geacht voor films over geweld, overspel en alcoholisme. Een van de weinige zwarte componisten van Amerikaanse filmmuziek was Duke Ellington. Hij schreef een jazzy soundtrack voor Anatomy of a Murder (Otto Preminger, 1959).

Ook buiten Amerika kwam de naoorlogse cinema tot bloei. In Italië begonnen regisseur Federico Fellini en componist Nino Rota aan een jarenlange samenwerking. Vanuit Frankrijk veroverde de opwekkende muziek uit Mon Oncle (Jacques Tati, 1958) de harten van het publiek. Terwijl de bossanova populair werd dankzij de Braziliaanse film Orfeu Negro (Marcel Camus 1959).

Luister naar de kilte van de Koude Oorlog en de eenzaamheid van de jazz

Hoor de dreiging van de koude oorlog, laat je overrompelen door grote orkesten uit spektakelfilms, zing mee in de regen, zwijmel bij de violen uit een melodrama & pink een traan weg bij het eenzaamste trompetgeluid ooit.

Van An American in Paris tot Anatomy of a Murder

In de derde aflevering van The Sound of Cinema-podcast bespreken we de filmmuziek van de jaren '50.

Feitjes uit de filmmuziek

The Man with the Golden Arm (1955)

Saul Bass (1920-1996) was een Amerikaanse grafisch ontwerper, bekend om zijn innovatieve ontwerpen van openingstitels voor films, posters, en bedrijfslogo’s. Openingstitels voor films waren meestal statische ontwerpen die los stonden van de inhoud van de film. Bass probeerde daar in de jaren 50 met zijn ontwerpen verandering in te brengen door juist de sfeer van de film op te roepen. De film The Man with the Golden Arm (1955) gaat over heroïneverslaving. Daarom maakte Saul Bass een ontwerp met een gestileerde arm in zwart en wit. Die arm werd vervolgens op verschillende manieren gebruikt voor bijvoorbeeld het filmaffiche en de platenhoes van de soundtrack. Tussen de traditionele affiches met geschilderde en gefotografeerde filmscènes viel Bass’ werk extra op. Ze waren een sensatie. Tijdens zijn 40-jarige carrière werkte Bass voor enkele van de meest prominente filmmakers van Hollywood: Alfred Hitchcock, Otto Preminger, Billy Wilder, Stanley Kubrick en Martin Scorsese.

Le Notti di Cabiria (1957)

Toen Nino Rota in 1979 overleed, kopte een Italiaanse krant met grote letters ‘COMPONIST VAN FELLINI OVERLEDEN’. Een rake typering, want filmregisseur Federico Fellini en Nino Rota werkten maar liefst 28 jaar met elkaar samen. Fellini schreef hierover: ‘Er was tussen ons meteen een complete, totale eensgezindheid. Hij had een geometrisch voorstellingsvermogen, een muzikale aanpak het hemelgewelf waardig. Daarom hoefde hij van mijn films ook geen beelden te zien. Toen ik hem vroeg naar de melodieën die hij bij een of andere scène in gedachte had, werd het me maar al te duidelijk dat hij zich totaal niet bezighield met beelden. Zijn wereld was innerlijk, in zichzelf, en de realiteit kon er onmogelijk binnendringen.’

Imitation of Life (1959)

In onze tijd van Black Lives Matter, krijgt Imitation of Life (1959) opnieuw belang. Regisseur Douglas Sirk laat daarin zien hoe de dochter van een zwarte huishoudster reageert op de discriminatie waarmee ze te maken krijgt. Geholpen door haar lichte huidskleur probeert zij haar afkomst te verbergen. Het is een belangrijk en urgent verhaal, maar dat zie je op de platenhoes niet terug. Sirk vertelde het verhaal vanuit het perspectief van twee dochters van alleenstaande moeders, de een wit, de ander zwart. Het verlangen van beide dochters naar sociale erkenning is zo groot, dat dit de liefde voor hun moeders in de weg staat. Overdramatisch? Zeker! Sirk was dan ook een meester in het maken van het glanzend en overdreven melodrama. De muziek van Frank Skinner liet de tranen nog makkelijker stromen met zwoele violen, zwijmelende blazers en hemelse halleluja’s.

Ascenseur pour l'échafaud (1958)

Ascenseur pour l’échafaud gaat over twee geliefden wier moordcomplot uit de hand loopt. Met zijn speelfilmdebuut presenteerde Louis Malle zichzelf als Frankrijks meest dynamische jonge filmmaker. Ook de soundtrack van Ascenseur is een debuut: het was de eerste filmmuziek van jazztrompettist Miles Davis. Het verhaal gaat dat Miles Davis de muziek geheel improviseerde. Dit was echter niet het geval: Davis gaf in een studio zijn muzikanten de melodieën die hij in zijn hotelkamer had geschreven. Daarna werd de plot van de film uitgelegd en speelden de muzikanten de partituren bij filmscènes die op de muur werden geprojecteerd. Het resultaat maakte geschiedenis. Een jazzcriticus omschreef de muziek als ‘het eenzaamste trompetgeluid dat je ooit zult horen… luister en huil.’
Meer lezen en luisteren over de tentoonstelling?